Startpagina??? > ???Eigen schrijfsels??? > ???

Herinneringen aan de kweekschool

Ik zat in de periode 1957-1961 intern op de Bisschoppelijke Kweekschool Saint Jean Baptist de la Salle in Oudenbosch. Begin september 1957 had mijn moeder me afgeleverd bij de voordeur, Markt 34. Die ingang zou ik later nooit meer gebruiken. Ik nam altijd de zijingang. We woonden in Zuidzijde, een klein dorpje op Goeree en Overflakkee, destijds nog een eiland. Via Middelharnis, Den Bommel en Sluishaven kon je naar de overkant varen. Via Sluishaven was het de kortste weg naar Oudenbosch, maar in die tijd was er naar Sluishaven en vanaf Dintelsas geen openbaar vervoer. De reis werd dan ook de eerste keer met een grote omweg via Middelharnis gemaakt. Vanaf Zuidzijde naar Middelharnis was het naar het Havenhoofd 15 kilometer met de bus, vervolgens een half uurtje varen met de veerboot naar Hellevoetsluis. Daar werd de stoomtram genomen naar Rotterdam via Spijkenisse naar het Stieltjesplein. Vandaar namen we de elektrische tram, lijn 2 of lijn 9, naar het Centraal Station. Met de trein ging het vervolgens naar Oudenbosch. Hoe lang de reis precies duurde, weet ik niet meer. Met de wachttijden erbij misschien wel vier uur. Zo heb ik die reis later nog maar ????n keer gemaakt, maar dat is een verhaal apart. Bij de voordeur van Saint Louis zwaaide ik nog een keer naar mijn moeder. Het was even zoeken om op de goede plek te komen. Dat was de aula van de kweekschool, om zo te zien een leuke en gezellige ruimte. Wat direct mijn aandacht trok, was het biljart. Omdat ik thuis in Zuidzijde dat spel in het plaatselijk caf?? geleerd had, aarzelde ik niet, pakte een keu, 'krijtte' en begon te spelen. Ik was nog maar net bezig, of ik werd op mijn schouder getikt door een oudere jongen. Hij droeg een hoed en zag er daardoor erg vreemd uit. Hij zei niets, maar gebaarde dat ik de keu terug moest zetten. Verbouwereerd volgde ik het bevel op, waarna ik door de jongen mee werd genomen naar een ruimte waar kisten stonden, kennelijk net aangekomen, waarin spullen en kleren zaten. Ook mijn kist stond er bij. Die hadden we thuis door bode Both uit Middelharnis laten ophalen. De kisten stonden wat rommelig door elkaar. Ik moest met een paar andere jongens ze ordelijk neerzetten. Wat ik toen nog niet wist, was dat dat eerste klusje het begin was van onze ontgroening.
Toen ik op de kweekschool kwam, wist ik niet dat ik de eerste week samen met mijn klasgenoten door de vierdejaars studenten ontgroend zou worden. Dat was dus een verrassing. De kennismaking met de jongeman met de hoed was al onaangenaam, maar dat was niets vergeleken met wat me de dagen daarna zou overkomen. Ontgroening moet een kennismaking zijn, een introductie inhouden, maar voor mij was het een ware beproeving. Ik heb dit zogenaamde ritueel dan ook als zeer onprettig, ronduit vernederend en soms als bedreigend ervaren. Onprettig en beledigend waren de onbeschofte opmerkingen van de oudejaars over mijn uiterlijk en mijn Flakkeese taaltje. Bedreigend vond ik de situatie toen ik tijdens de dropping te maken kreeg met een paar agressieve vierdejaars, die in een cafeetje waar we langs moesten, zaten te zuipen. Onder dat stel bevonden zich er een paar met sadistische trekjes. Als ik met twee of drie van hen te maken kreeg, keek ik wel uit om me te verzetten. Ze lieten je voor straf gerust een uur of langer op je knie??n zitten op een harde vloer. Toen ik een keer alleen met een pestkop was, heb ik me wel verzet en hem de vijver ingeslagen. Ik heb het geweten. ???s Avonds werd ik in een donker vertrek - met het felle licht van een lamp op mijn gezicht - door een soort tribunaal onderhouden over mijn gedrag.

Foto: voor het tribunaal tijdens de ontgroening.

De ergste pesterijen werden met me uitgehaald als ik alleen was en de overmacht groot. De ontgroening duurde vijf dagen. Ik had me er aan kunnen onttrekken, als het te veel voor me was geweest, maar daar heb ik nooit aan gedacht. Ik besloot de beproeving uit te zitten. Een paar van mijn klasgenoten hebben dat niet gedaan. Die zijn na een paar dagen afgehaakt. Op de slotdag maakten we een vernederende wandeling door het dorp, aangegaapt en uitgelachen door de dorpelingen. Na een duik in de vijver mochten we gaan douchen. Toen ik uit de doucheruimte stapte, werd ik gefeliciteerd door mijn eerste plaaggeest, de man met de hoed. Toen ik als vierdejaars en ???paus??? zelf met de organisatie van de ontgroening van de nieuwe eerstejaars werd belast, heb ik samen met de twee ???prefecten??? een reglement opgesteld om de ontgroening in betere banen te leiden. Wie zich niet hield aan de opgestelde regels, zou geschorst worden. Hoewel we elkaar goed in de gaten hielden, gingen er toch twee buiten hun boekje.?? Zij werden uitgesloten van verdere deelname aan de ontgroening.
Een week na de ontgroening werd ik geconfronteerd met de A-griep. Elders in de gebouwen van Saint Louis zullen er wel meer zieken zijn geweest, maar op de kweekschool was ik de eerste. Ik had 41 graden koorts en voelde me doodziek. Ik kon niet op mijn benen staan. Hoewel bekend was dat de griep er aan kwam, dacht ik in het begin dat ik ziek was geworden door de onderdompeling in de vijver bij de ontgroening. Broeder Cyprianus die mij verzorgde, vertelde echter wat er werkelijk aan de hand was. Een medicijn tegen deze griep was er niet. Geduldig uitzieken was de beste remedie. Na een dag of vijf was ik aardig opgeknapt. Op de slaapzaal, waar ik tot dan toe in mijn eentje had gelegen, waren steeds meer jongens het bed in gedoken. De lessen waren stilgelegd. Ieder die nog niet ziek, maar dat waren er niet veel, mocht naar huis. Ook ik mocht weg. Mijn ouders hadden totaal geen weet gehad van de gebeurtenissen die ik in de voorbije weken in Oudenbosch had meegemaakt. Na deze bijzonder slechte start is me verder op de kweekschool nooit meer iets vervelends overkomen. Ik heb er vier prachtige jaren meegemaakt, waar ik nog steeds met plezier aan terug denk.?? ????
Al in de eerste klas van de lagere school wist ik wat ik wilde worden: broeder. Broeder Ireneus in Achthuizen was mijn voorbeeld. Toen de broeders in 1950 weggingen, kwamen daarvoor leken in de plaats. Meester Cremers, een piepjonge onderwijzer uit Stampersgat, werd mijn nieuwe idool. Hij is voor mij?? tijdens mijn lagere schoolperiode de beste onderwijzer geweest. Ik was van nature leergierig en daarom bij deze man precies op mijn plaats. Ik leerde van hem opstellen schrijven en buiten het normale klassenwerk om redekundig ontleden en taalkundig benoemen. Verder kon hij prachtig vertellen. Als hij het had over de veldtocht naar Rusland, was het of hij er aan deel genomen had. Ik was nog maar een ventje van een jaar of tien, maar ik kreeg van hem de zorg over de schoolbibliotheek. Ik moest de boeken kaften, de uitleen organiseren en de boekhouding doen. Dat ik geen broeder zou worden was snel duidelijk. Dat ik toegelaten werd tot de kweekschool was curieus. Daar ging een ???keuring??? aan vooraf. Ik herinner me nog levendig de gehoortest. Eigenlijk had ik daar nooit doorheen mogen komen. De test werd afgenomen in de gymnastiekzaal door een jonge leraar, mijnheer Hoornick. Opgesteld in een lange rij werden we - 27 jongens, in alfabetische volgorde, de jongens met namen beginnend met een A voorop, die met een Z achteraan - om beurten opgeroepen om aan het eind van de zaal te gaan staan en de getallen na te zeggen die door mijnheer Hoornick aan de andere kant van de zaal werden geroepen. Het was een simpele test, maar voor mij een obstakel van jewelste. Behept met een ernstige, erfelijke slechthorendheid wist ik dat ik geen schijn van kans had hier door te komen. In een t??te-??-t??te gesprek kon ik me goed redden, maar als ik een spreker niet kon zien, kon ik hem wel horen, maar niet verstaan. Met de naam Koene stond ik ongeveer in het midden van de rij, een gelukkige omstandigheid, omdat ik daardoor even tijd had om iets te bedenken. Ik nam me voor op elke schreeuw van Hoornick in ieder geval te reageren???. De test voor wat betreft de andere jongens verliep vlot. De ene na de andere jongen werd afgewerkt, drie getallen, drie antwoorden, fluitje van een cent. Toen kwam ik. Hoornick: Vierentachtig! Ik: Zesendertig! Hoornick: Zesenvijftig! Ik: Achtentwintig! De klas lag in een deuk. Hoornick liep rood aan. Hoornick: Negentwintig! Ik: Zeventien! Hoornick was het zat. ???Wegwezen, volgende?????? Een paar weken later kwam Hoornick naar me toe: ???Cor, ben jij echt doof???? Bij de keuring was ik door hem aangezien als grappenmaker???.?? ?? ????

In de derde klas voerden we een toneelstuk op voor de andere studenten van de kweek: Meeuwen boven Sorrento. We hadden ons goed geprepareerd en al ons acteertalent aangesproken. De uitvoering viel dan ook goed in de smaak. Omdat we onze inspanningen graag nog een keer beloond zagen, namen we contact op met de directrice van de meisjeskweekschool Sint Anna met de vraag, of we daar het stuk ook een keer mochten spelen. De directrice reageerde niet onwelwillend, maar wilde wel eerst kennis nemen van de inhoud. Ze zou de tekst voorleggen aan zuster Anna, de lerares Nederlands. Daar hadden we uiteraard geen bezwaar tegen. We haalden de tekst meteen op en zouden de volgende morgen terug komen. We voorzagen geen enkel probleem, maar tot onze grote verbazing kregen we de andere dag een negatief antwoord. Zuster Anna vond de inhoud voor de meisjes niet geschikt. Zij was gestruikeld over het feit dat matroos Haggis een gescheiden man was.

Met Sinterklaas werden wij vaak gevraagd op scholen om Sinterklaas en Zwarte Piet te komen spelen. Dat deden wij altijd graag. Ik herinner me Zwarte Piet te zijn geweest op de schippersschool in Oud-Gastel en ook in het ???ziekenhuisje??? op het terrein van Saint Louis. Daar ging het bijna mis. Toen we met ons team aankwamen, kwam er net een ander team naar buiten. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Op Sint Anna was ik een keer Sinterklaas. Ik zat met mijn Zwarte Pieten op een podium voor een stampvolle zaal. Er werden pepernoten gestrooid, liedjes gezongen en voorgelezen uit het grote boek. De stemming zat er goed in. Opeens kwam er een zuster naar me toe: ???Sinterklaas, zou U Uw voeten wat dichter tegen elkaar willen zetten? De meisjes zien Uw lange broek.???

Wij jongens van de kweekschool struinden in onze vrije tijd door Oudenbosch, de meisjes van Sint Anna hadden die vrijheid niet. Ze werden zoveel mogelijk binnen de poorten gehouden. Op ons vaste rondje langs het cafetaria van Riekie en de basiliek kwamen we de meisjes - ze waren strikt gehouden aan ???het bevel??? niet te lang weg te blijven - toch wel eens tegen, meestal ???s middags na het vieruurtje. Die contacten waren over het algemeen vluchtig. In een enkel geval ontspon zich een vriendschap, een verkering en kwam het later zelfs tot een huwelijk. Af en toe waren er ???offici??le??? contacten in de vorm van culturele ontmoetingen tussen de scholen, niet alleen met Sint Anna, maar ook met Het Withof in Etten. Op een keer - tot onze grote verbazing eigenlijk, want wij geloofden niet dat de zusters dit aandurfden - kwam het na een uitnodiging van ons zelfs tot een bezoek van de meisjes aan onze school. We lieten ze zien waar wij woonden, sliepen, aten, sportten en recre??erden. We namen de meiden mee door het hele gebouw, de refter, de aula, de studiezaal, de gymzaal en de kapel. We hadden het bezoek niet in een bepaalde vorm gegoten, maar na de ontvangst bij de stoep ontwikkelde het zich spontaan tot een soort rondleiding in kleine groepjes. Ik herinner me daar niet zo veel meer van. Toch had het bezoek voor mij nog een kleine nasleep. Twee dagen later kreeg ik namelijk een brief van een mevrouw uit Breda. Mede namens haar dochter nodigde ze me voor de volgende zondag uit voor een etentje bij hen thuis, lief natuurlijk, maar ik heb de uitnodiging afgeslagen. Ik had geen flauw idee wie dat meisje was geweest.??